Een letselschadeslachtoffer heeft ook aanspraak op een immateriële schadevergoeding (smartengeld). Dit is een vergoeding voor de geleden/nog te lijden pijn, de gederfde/nog te derven levensvreugde als gevolg van het letsel.
De vergoeding is afhankelijk van de aard, ernst en omvang van het letsel, de aard en omvang van de (operatieve) behandelingen, de herstelduur en indien geen volledig herstel de aard, ernst en omvang van de blijvende klachten en beperkingen. De schadepost wordt mede bepaald aan de hand van (vergelijkende) jurisprudentie.
Smartengeld voor naasten/affectieschade
De vergoeding van affectieschade is een vorm van smartengeld voor naasten van slachtoffers. Zij kunnen aanspraak maken op een dergelijke vergoeding als het slachtoffer is overleden of ernstig en blijvend letsel oploopt en waarvoor een ander aansprakelijk is. Het gaat om de partner van het slachtoffer, zijn kinderen en ouders of degenen met een vergelijkbare relatie met het slachtoffer. De aanspraak op affectieschade geldt sinds 1 januari 2019 en geldt uitsluitend voor gebeurtenissen die op of na 1 januari 2019 hebben plaatsgevonden. De vergoeding is door de wetgever vastgelegd en bedraagt tussen de € 12.500 en € 20.000.
In mijn praktijk merk ik dat de omvang van het smartengeld de laatste tijd tot felle debatten met verzekeraars leiden. Dit komt omdat er sprake is van veranderende opvattingen over smartengeld. De toegekende smartengeldbedragen zijn jarenlang achtergebleven ten opzichte van ons omringende landen en zijn niet in voldoende mate meegestegen met de inflatie. Bovendien zijn de maatschappelijke opvattingen over compensatie van leed veranderd. Dit is inmiddels ook in de rechtspraak doorgedrongen. Niettemin is het van belang dat de aard en omvang van het leed door de schadeveroorzakende gebeurtenis en de impact die het heeft gehad én heeft zo goed mogelijk te onderbouwen.