Tussen een patiënt en een medisch hulverlener (dat kan een huisarts, een arts in het ziekenhuis of medisch centrum of kliniek zijn maar ook een (fysio-)therapeut) is sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. De hulpverlener heeft een zorgvuldigheidsverplichting.
Hij moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard en kwaliteitsstandaarden als bedoeld in artikel 1 Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (art. 7:453 BW). Als de hulpverlener zijn zorgplicht jegens de patiënt niet nakomt dan schiet hij tekort in zijn zorgplicht dan hij is aansprakelijk voor de schade die de patiënt daardoor lijdt. Een tekortkoming van een hulpverlener kan bestaan uit het niet of te laat stellen van de juiste diagnose, het niet behoorlijk uitvoeren van een bepaalde ingreep of het niet of niet behoorlijk informeren over risico’s van een ingreep. In deze bijdrage zal ik ingaan op (ii) het goed hulpverlenerschap (iii) gebrekkig medische hulpzaken (iv) informed consent
Goed hulpverlenerschap
De hulpverlener heeft de plicht om de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Dit betekent dat de zorg die de hulpverlener heeft gegeven wordt vergeleken met de zorg die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De professionele standaard die in artikel 7:453 BW wordt mede bepaald aan richtlijnen, protocollen en gedragsregels van de hulpverleners.
De zorgplicht van de arts is geen resultaatsverbintenis maar een inspanningsverbintenis. De arts verplicht zich om zich in te spannen om het gewenste resultaat te realiseren. Het is dus geen resultaatsverbintenis. De arts kan dus niet worden aangesproken omdat het gewenste resultaat is bereikt. De arts kan pas worden aangesproken als hij niet heeft voldaan aan zijn inspanningsverplichting.
Op de patiënt rust de last te stellen en te bewijzen dat de arts of het ziekenhuis is tekortgeschoten. Het is niet eenvoudig om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit kan worden afgeleid dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen en aldus tekortgeschoten is. De arts die vindt dat hij niet tekortgeschoten is, heeft een verzwaarde motiveringsplicht. Dit houdt in de verplichting van de arts om aan de patiënt voldoende feitelijke gegevens te verstrekken ter motivering van de betwisting van de stelling van de patiënt teneinde deze aanknopingspunten te verstrekken voor eventuele bewijslevering. De arts moet dus de patiënt informatie verstrekken over hetgeen tijdens de medische ingreep is voorgevallen. Als vast komt te staan dat de arts de norm van artikel 7:453 BW heeft geschonden, dus zich niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden heeft gedragen en de arts naar objectieve maatstaven anders had kunnen en behoren te handelen dan is de arts gehouden de schade van de patiënt te vergoeden.
De patiënt dient ook causaal verband tussen de tekortkoming en zijn schade te bewijzen. Dat is uiteraard lastig. Vaak is niet duidelijk of de schade, als de fout van de arts niet had plaatsgevonden, wel was uitgebleven. Met andere woorden soms is het onduidelijk of het letsel van de patiënt na een ingreep een gevolg is van de fout of van voortschrijding van de aandoening waarvoor de patiënt de ingreep onderging of van andere patiënt-gerelateerde omstandigheden. Onder omstandigheden kan de patiënt dan een beroep worden gedaan op de zgn. omkeringsregel. Voor de toepassing van deze regel is vereist dat sprake is geweest van een gedraging in strijd met een norm die ertoe strekt een specifiek gevaar ter zake van het ontstaan van schade bij een ander te voorkomen en dat degene die zich op de schending van deze norm beroept ook bij betwisting aannemelijk maakt dat in het concrete geval het gevaar waartegen de norm bescherming beoogt te bieden, zich heeft verwezenlijkt. Dat is het geval indien een protocol voorschrijft dat na een ingreep een antistollingsmiddel dient te worden toegediend (om het risico op trombose tegen te gaan), verzuimd wordt dit antistollingsmiddel toe te dienen en postoperatief trombose wordt vastgesteld. In dat geval heeft het risico waartegen de geschonden norm bescherming beoogt te bieden zich voorgedaan. Het causaal verband tussen fout en schade is alsdan gegeven. Het is vervolgens aan de arts om tegenbewijs te leveren (HR 2 maart 2001, NJ 2001/469/649).
Gebrekkige medische hulpzaken
Als een arts maken gebruik van medische hulpzaken. Volgens artikel 6:77 BW geldt dat wanneer bij de uitvoering van de behandelingsovereenkomst gebruik wordt gemaakt van een zaak die daartoe ongeschikt is de tekortkoming die daardoor ontstaat de arts of het ziekenhuis kan worden toegerekend tenzij dit gelet op de inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortspruit, de in het verkeer geldende opvattingen en de overige omstandigheden onredelijk kan zou zijn. Stelplicht en bewijslast rusten alsdan op de arts.
Het ziekenhuis werd door de rechtbank aansprakelijk geacht voor de schade van een patiënt die vanwege onrust en verwardheid tijdens opname in zijn bed was gefixeerd met een Brefixband waarvan achteraf bleek dat het slotje defect was en waardoor de patiënt uit het bed viel met een bekkenfractuur tot gevolg (ECLI:NL:RBBRE:2011:BO9631). De rechtbank vond dat de ongeschiktheid van de onrustband in de sfeer van het ziekenhuis lag omdat het ziekenhuis de onrustbanden had ingekocht, voor een bepaald type en merk had gekozen en de patiënt daarop geen enkele invloed had gehad. Evenwel was het ziekenhuis niet aansprakelijk voor de door de arts bij de patiënt ingebrachte PIP implantaten die achteraf gebrekkig waren omdat de producent frauduleus gebruik had gemaakt van industriële in plaats van medicinale siliconen. Er was wel sprake van een tekortkoming maar deze kon niet aan het ziekenhuis worden toegerekend (HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:10190). Dit is op zichzelf zuur omdat de in Frankrijk gevestigde producent was gefailleerd en de patiënt de producent dus niet kon aanspreken.
Informed consent of de geïnformeerde toestemming
De hulpverlener is verplicht de patiënt op duidelijke wijze in te lichten over het voorgenomen onderzoek en voorgestelde behandeling, over de ontwikkelingen van het onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt (art. 7:448 BW). De informatieverstrekking heeft tot doel te voorkomen dat de patiënt ten opzichte van de hulpverlener een informatieachterstand heeft waar het zijn gezondheid betreft en dat de patiënt zodanig geïnformeerd is dat hij toestemming kan verlenen voor de medische behandeling. Voor het uitvoeren van de medische behandeling is de toestemming van de patiënt vereist (art. 7:450 BW). De verplichting vindt zijn grondslag in de door artikel 10 van de Grondwet gewaarborgde eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de door artikel 11 van de Grondwet gewaarborgde onaantastbaarheid van het menselijk lichaam (vgl. HR 23 november 2001, NJ 2002/386 en 387).
Als de patiënt schade lijdt door een ingreep en hij is voorafgaand aan de behandeling niet gewezen op de risico’s van die ingreep dan kan de patiënt stellen dat hij heeft ingestemd met een behandeling die hij niet had willen ondergaan als hij voor de ingreep over het opgetreden risico was geïnformeerd. De vraag is dan of de patiënt – als hij wel was geïnformeerd – van behandeling had afgezien of voor een andere behandeling had gekozen. Op de patiënt rust dan de stelplicht en bewijslast dat hij als redelijk handelend patiënt en/of om redenen van persoonlijke aard van de behandeling had afgezien of voor een andere behandeling had gekozen. Dat zal het geval zijn wanneer het risico van de ingreep groot was en niet behandelen aanvaardbaar zijn. Het is uiteraard anders als alternatieve behandelingen tot soortgelijke risico’s zouden leiden en afzien zou leiden tot een verslechtering van de gezondheidssituatie. Alsdan ontbreekt causaal verband tussen de schending van de informatieplicht en de schade. Pleitbaar is te stellen dat door de schending van de informatieplicht er sprake is van een inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt en dat dat aanleiding geeft op een aanspraak op zgn. integriteitsschade en mitsdien recht geeft op een vergoeding voor immateriële schade.
Bent u slachtoffer van een medische fout? Belt u gerust voor advies.